
Dubbelinterview 110 jaar KNVvK:
Peter Augustinus en Etty de Boer (deel 2)
Gisteren plaatsten we het eerste deel van een interview met KNVvK-voorzitter Peter Augustinus en verenigings-manager Etty de Boer. Vandaag volgt het twee deel.
Tekst en foto’s: Uko Reinders
Deze week is het 110 jaar geleden dat Heike Kamerlingh Onnes het initiatief nam voor de oprichting van de NVvK, de Nederlandse Vereniging voor Koeltechniek die inmiddels door het leven gaat als Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Koude (KNVvK). Deze week besteden we uitgebreid aandacht aan ‘110 jaar KNVvK’ en aan het baanbrekende koudetechnische onderzoek van medeoprichter Kamerlingh Onnes. Gisteren publiceerden we het eerste deel van een dubbelinterview met Peter Augustinus en Etty de Boer, respectievelijk voorzitter en verenigingsmanager van de KNVvK. Dat artikel kan hier worden gelezen. In het tweede deel, dat hieronder volgt, gaan Augustinus en De Boer onder andere in op het belang van kennisdeling en het enthousiasmeren van jonge koeltechnici.
Welke rol is er voor de KNVvK weggelegd in informatieverspreiding en kennisdeling?
De Boer: “Op internet kun je natuurlijk veel informatie vinden, maar wanneer het gaat over specifieke kennis, heeft internet zijn grenzen. Daarin kunnen we een belangrijke rol spelen, en dat geldt ook voor het interpreteren van kennis.”
Augustinus: “Binnen onze vereniging hebben we vanuit het netwerk veel toegang tot kennis. Het is onze rol om mensen met kennis en ideeën bij elkaar te brengen. Dat we dat goed faciliteren en stimuleren, is veel belangrijker dan dat we als vereniging zelf die informatie kunnen bieden.”
Hoe doen jullie dat, het faciliteren en stimuleren van kennisoverdracht?
Augustinus: “De opleiding post HBO-koudetechniek die we organiseren, is hiervan een goed voorbeeld. Zelf hebben we niet de kennis om te onderwijzen, maar met het netwerk van de vereniging kunnen we er wel voor zorgen dat er een opleiding wordt opgezet, dat er docenten worden gevonden en dat mensen die opleiding volgen om verder te komen in de koudetechniek.”
De Boer: “Andere voorbeelden zijn de bijeenkomsten en congressen die we organiseren. We pakken daarbij actuele onderwerpen op en zoeken daar personen bij die hier wat zinnigs over kunnen zeggen. Soms heeft dat de vorm van een discussie over ontwikkelingen die we belangrijk vinden. Dat kan onder andere tot regelgeving leiden. De behoefte aan zulke bijeenkomsten wordt niet meer door de overheid gesignaleerd. Dat moeten andere partijen oppakken, zoals de KNVvK, die door de overheid als serieuze kennispartner wordt gezien.”
Nog even terugkomen op de jongeren. Wat zijn verdere stappen om ze te binden?
De Boer: “Jongere generaties worden generalistischer opgeleid dan vroeger. Daardoor zie je dat er een kloof bestaat met de oudere koudetechniekspecialisten binnen de KNVvK. Dat geven jongeren ook aan. Ze vinden het bijvoorbeeld lastig om discussies te volgen. Een ander kenmerk van jongeren is dat ze gewend zijn om in groepen te werken. Ze zullen niet snel zomaar ergens naartoe gaan waar ze geen bekenden treffen. Ook dat zorgt voor een barrière om je bij een vereniging als de KNVvK aan te sluiten. Maar jongeren vinden het ondanks de online communicatie ook belangrijk om fysiek samen te komen en zaken te bespreken. Om hierop – en op de kenniskloof – in te spelen, hebben we de Young Cool Professionals opgericht. Dit is een groep waarin jongeren in de koudetechniek samenkomen om kennis te delen en kennis op te doen. Er zijn nu tussen de 20 en 40 deelnemers, het doel is om de 100 te halen. Het is nog even zoeken naar de juiste invulling, maar de deelnemers zijn al heel enthousiast.”
Kijken jullie met de vereniging ook over de landsgrenzen?
Augustinus: “We hebben veel contacten met buitenlandse vakgenoten, zoals via het IIR (International Institute of Refrigeration, -red). De rapporten die deze organisatie publiceert gaan heel diep op de materie in en zijn daarom niet gemakkelijk te begrijpen. Maar binnen de vereniging zijn altijd wel leden te vinden die de vertaalslag kunnen maken.”
De Boer: “Lange tijd heerste binnen de KNVvK de mening dat we het buitenland niet nodig hebben, maar dat is achterhaald. De productie is grotendeels uit Nederland verdwenen, maar we zijn innovatief en creatief om zaken te verbinden, en voeren veel internationale projecten uit. Bovendien is Nederland een proeftuin om te zien hoe producten het in de markt doen.”
Hoe ontwikkelt zich de verhouding tussen klimaat- en koudetechniek binnen de vereniging?
Augustinus: “Van oudsher hebben we meer leden uit de koude- dan uit de klimaattechniek. Dat is logisch; bij koudetechniek komt meer maatwerk kijken, waardoor er meer kennis nodig is dan in de klimaattechniek, die wordt gedomineerd door kant- en-klare installaties. Maar er is verandering gaande. Met de opkomst van de warmtepomp komen er meer vakmensen en bedrijven die behoefte hebben aan kennis van klimaattechniek. Ze weten ons steeds beter te vinden, zoals met vragen of bij een congres.”
Zien jullie dat ook terug in het ledenbestand?
Augustinus: “Nee dat nog niet. De KNVvK heeft momenteel 480 leden. Dat aantal is de afgelopen jaren wat teruggelopen, wat onder meer komt door de vergrijzing. Ook de economische crisis had invloed, maar nu het beter gaat zien we dat een aantal bedrijven zich weer aansluit. Het belang van lidmaatschap is overigens minder groot dan voorheen. We ontwikkelen ons steeds meer als platform en community, wat beter past bij deze tijd.”
“We ontwikkelen ons steeds meer als platform en community”
Wat is jullie eigen rol binnen de vereniging?
Augustinus: “De grootste uitdaging voor mij als voorzitter is misschien wel om alle generaties binnen de vereniging te vertegenwoordigen. Om dat goed te doen is het belangrijk om een veranderingsproces op gang te brengen. Als we zouden doorgaan met wat we altijd deden, heeft de vereniging geen toekomst. Ik zie het als mijn taak om discussies hierover aan te wakkeren, plannen te maken en een richting te bepalen. En ook om te kijken of we de gestelde doelen halen en we ons nog op het juiste pad begeven. Daarmee hoop ik straks een gezonde vereniging met een blik op de toekomst over te dragen. Het liefst aan een jonge voorzitter, natuurlijk.”
De Boer: “Mijn rol als verenigingsmanager is meer facilitair om leden te verbinden. Ook kijk ik naar de maatschappij om ons heen, hoe die verandert en hoe we daarop kunnen inspelen. Ik ben daarbij een groot voorstander van innovatie en vernieuwing. En van dingen uitproberen. Lukt het niet, dan doen we het anders. Ik kijk ook naar andere verenigingen. Wat me opvalt is dat ze vaak erg top-down zijn georganiseerd. Ik vind het heel belangrijk om eerst te kijken naar de behoefte van de leden, en vervolgens te bedenken hoe we daaraan kunnen voldoen. Verder wil ik ervoor zorgen dat het gewoon leuk is bij de vereniging, en dat er een open sfeer heerst.”
>>> Leestip: Dit interview is onderdeel van een serie artikelen in het kader van het 110-jarig bestaan van de KNVvK en het koudetechnisch onderzoek van Heike Kamerlingh Onnes. Deze serie werd gestart met een terugblik op de oprichtingsperiode.