
‘Grote marktkansen voor industriële warmtepompen’
(artikel) Op Het Koudemiddelen Congres van 20 juni sprak Steven Lobregt (Sparkling Projects) over industriële warmtepompen. Hij benaderde het onderwerp vanuit verschillende invalshoeken, waaronder die van het Klimaatakkoord.
Tekst: Uko Reinders
Het uiteindelijke doel van het Klimaatakkoord is volgens Lobregt ‘volstrekt onhaalbaar’ in de koudetechniek. “In een goed geïsoleerde ruimte wordt de temperatuur nooit -20 °C. Je moet dus altijd afkoelen, en dat zal altijd energie kosten.” Lobregt bedoelde met die ‘onhaalbaarheid’ vooral dat er niet genoeg energie duurzaam kan worden opgewekt. Veel mensen vinden energie van zon, wind en biomassa volgens hem weliswaar ‘leuk’, maar willen niet dat de opwekking ervan in hun eigen achtertuin plaatsvindt. “We willen wel duurzaam, maar willen daar niet veel voor opgeven.” Lobregt heeft daarom weinig vertrouwen in het behalen van het doel van de overheid om in 2023 16 procent van de energie duurzaam op te wekken. “Er is nog een lange weg te gaan. Het wordt lastig. Om het doel toch te halen, sleutelt de overheid aan het totale energieverbruik.”
Besparing warmtepomp is ‘beperkt’
Verder stelde Lobregt dat het werkelijke rendement van een residentiële warmtepomp maar 135 tot 160 procent is, als het rendement van de elektriciteitscentrale wordt meegenomen. Met de opwekking meegerekend is een warmtepomp volgens hem maar 33 tot 50 procent energiezuiniger dan een HR-ketel. “De besparing is heel beperkt.” Maar die lage besparing op energie betekent volgens Lobregt niet dat de toepassing van warmtepompen zinloos is. Een goede reden om er wel op over te stappen, is dat de aardgaswinning in Groningen onder druk staat. “Van 50 miljard kuub per jaar zijn we teruggegaan naar 12 miljard kuub. Dat zet grote druk op de maatschappij. Aan de alternatieven voor warmtepompen zitten haken en ogen: bij stadsverwarming is dat transportverlies. Biomassa heeft te kampen met weerstand, en wat betreft geothermie: er zijn 17 bronnen en die hebben 17 probleeminstallaties. Ze zijn een groot drama.” In waterstof lijkt Lobregt ook weinig toekomst te zien. Dan blijven de warmtepompen dus toch over, al dan niet in combinatie met andere bronnen, zoals stadsverwarming en biomassa.
Voorbeelden tonen perspectief
Na zijn bespiegelingen over het Klimaatakkoord ging Lobregt in op industriële warmtepompen. Het zijn volgens hem systemen die op maat worden gemaakt, specifiek voor een bepaalde oplossing. Ze staan daarmee tegenover de stekkerklare cataloguswarmtepompen. Lobregt vervolgde met een opsomming van tal van projecten waarbij industriële warmtepompen naar tevredenheid worden toegepast. Zoals bij bloemenveiling FloraHolland, waar een 365kW-warmtepomp op ammoniak boven op de koelcellen staat. “Deze maakt warm water van 88 °C en draait al acht jaar probleemloos. 200 dagen per jaar”.

Aan de hand van voorbeelden liet Lobregt zien dat je ‘out of the box denken’ tot mooie oplossingen kunt komen.
Restwarmte uit de metro
GEA heef al meer dan 1.300 compressoren verkocht die in industriële warmtepompen zijn opgenomen. Het zijn cascadesystemen waarin de temperatuur van het water in een aantal stappen wordt verhoogd. Dat je met ‘out of the box denken’ tot mooie oplossingen kunt komen, liet Lobregt zien aan de hand van een project in Londen, waar restwarmte van de metro als bron van een warmtepomp wordt gebruikt om hogere temperaturen te maken. Behalve warmtepompen met ammoniak gaf hij voorbeelden met propaan, een combinatie van propaan en butaan, en een HFO-warmtepomp.
De voorbeelden maken volgens Lobregt duidelijk dat industriële warmtepompen een goede mogelijkheid bieden om aardgas overbodig te kunnen maken. Zwitsers onderzoek toont aan dat het potentieel van industriële warmtepompen in Europa 100 PJ bedraagt. Ter vergelijking: koel- en vrieshuizen in Nederland zijn samen goed voor 3,5 PJ. Het totaal gebruik in Europa is 700 PJ. Volgens Lobregt is tot 90 °C veel mogelijk met warmtepompen. Met CO₂ kun je tot 120 °C verwarmen, hogere temperaturen zijn lastig, zo stelde hij.
Addertjes onder het gras
Nederland telt volgens Lobregt ongeveer 4.000 stoomketels die gemakkelijk door warmtepompen kunnen worden verwarmd, in plaats door gasverbranding. Daarmee kan volgens hem 30 tot 50 procent energie worden bespaard, oftewel 15 tot 20 PJ – wat goed is voor 0,5 miljard kuub aardgas. “De techniek hebben we in onze vingers. De markt is supergroot. Jullie kunnen het, het is bewezen.”
Er zitten nog wel wat addertjes onder het gras. “Als je warmte wilt, hoef je bij aardgas alleen de leiding open te zetten. En je sluit hem weer af als je geen warmte meer nodig hebt. Bij warmtepompen komt meer kijken. Hoe zit het met de gelijktijdigheid van processen? Als je warmte nodig hebt, is er dan een bron? Kun je bufferen? Wat zijn de opstarttijden? Dat zorgt ervoor dat verwarmen met een warmtepomp veel denkwerk vraagt” Het rekenen met buffers is lastig volgens Lobregt. “En ga je veiligheid op veiligheid inbouwen, dan reken je een project kapot.” Je moet volgens Lobregt denken voor de apparatenbouwer en de w-installateur. “Je gaat adviezen geven over bijvoorbeeld de grootte van de warmtewisselaar. Belangrijk is dat je steun krijgt van de klant, en dat kost veel tijd.”
‘We zijn geen concurrenten’
De complexiteit van warmtepompen vraagt volgens Lobregt om een andere manier van samenwerking. In de huidige verhoudingen kun je bijvoorbeeld oppositie verwachten van een w-installateur, omdat je een deel van zijn werk overneemt. En mensen gaan verantwoordelijkheden afschuiven. Niemand wil zijn handen branden, en zo kunnen projecten verzanden. Lobregt wees aan de andere kant op de perspectieven voor warmtepompen. “Die perspectieven zijn ‘mega’, maar vanwege de problemen en oppositie moeten we meer samenwerken. We moeten ons als sector daarom niet alleen focussen op koudemiddelen, maar ook op hoe je de markt meekrijgt in de transitie. We moeten van elkaar leren. De markt is te groot, daarom zijn we geen concurrenten.”
Op het congres vond verder onder andere een paneldiscussie over natuurlijke koudemiddelen plaats. Verder gaf Diederik Samsom uitleg over hoe Nederland in het kader van het Klimaatakkoord ‘van het gas’ kan worden gehaald, en sprak een woordvoerder van de ILT over de aanpak van de illegale handel in koudemiddelen.
Er ligt inderdaad nog een enorm potentieel waar de koudewereld nog weinig belangstelling voor heeft. In Duitsland is Viking al bezig met warmtepompen tot 160 °C. Daar gaan we in september met het Platform Industriële Warmte kijken. Daar wordt ook aandacht besteed aan open warmtepompen (mechanische damprecompressie). Hier kunnen nog hogere temperaturen mee worden bereikt. Naast buffers, regeltechniek en leidingwerk moeten overigens ook de net-aansluitkosten genoemd worden. Financieel een uitdaging. Maar het perspectief van een gasloos bedrijf is aanlokkelijk, vooral als je aan een consumentenmarkt levert.