
Koel- en vrieshuisondernemer weet van geen ophouden
Van school gestuurd, een ontmoeting op de kermis, de verkoop van zijn bedrijf en de herstart: het zijn belangrijke keerpunten in het leven van koel- en vrieshuisondernemer Piet Blankendaal. Door de jaren heen kwam hij daardoor geregeld in het nieuws. Onlangs gebeurde dat opnieuw, vanwege zijn aangekondigde aftreden als directeur. En wat daarna; achter de geraniums? Het antwoord is nee.
Tekst: Uko Reinders
Hij nadert de tachtig, Piet Blankendaal. Tijd om het wat rustiger aan te doen, vindt hij. Het is daarom de bedoeling dat er een nieuwe directeur komt, maar hij blijft eigenaar van zijn bedrijf en zal daarom een oogje in het zeil blijven houden. En hij blijft zijn dierenpark, met de chique naam Blanckendaell Zoo, runnen. Dat park, achter de koel- en vriescellen van het bedrijf in Tuitjenhorn, trekt jaarlijks 100.000 tot 150.000 bezoekers. Een eigen dierenpark, Hoe zit dat?
Zeven koel- en vrieshuizen
Piet Blankendaal begon zijn bedrijf Daalimpex in 1975. Een jaar laten kwam er een koel- en vrieshuis, en uiteindelijk kwamen er nog zes bij, op verschillende locaties. Hij verkocht zijn onderneming in 2005 aan het IJslandse Eimskip. Althans, op de hoofdvestiging in Tuitenhorn na; die ging als Blankendaal Coldstores verder. Met het geld dat hij met de verkoop verdiende, kocht Blankendaal het land naast zijn bedrijf.
Dierenpark als hobby
“Dat laatste deed ik om de gemeente voor te zijn. Die had plannen voor woningbouw, wat funest zou zijn om hier verder te gaan. Maar wat moet je met dat land doen? Aardappelen en kool verbouwen, zoals van oudsher op dat perceel gebeurde? Dat zou niet lonend genoeg zijn.” Dat het een dierpark werd, kwam doordat Blankendaal het leuk leek. Die hobby is, met grote toeloop van bezoekers, wat uit de hand gelopen.
Daalimpex failliet
De verkoop van Daalimpex aan de IJslanders, en vooral wat er daarna in 2009 gebeurde, haalde diverse keren het landelijke nieuws. Eimskip werd gefinancierd door de IJslandse bank Landsbanki. De bank was populair vanwege de hoge rentes. Om die reden parkeerden veel Nederlander hun spaarcentjes in IJsland. Maar de bank bleek een luchtballon te zijn, die tijdens de bankencrisis van 2009 uiteen spatte. In het kielzog daarvan ging ook Daalimpex failliet. Blankendaal wilde het bedrijf weer in handen krijgen, maar viste achter het net: concurrent Kloosterboer ging er met de buit vandoor. Dat was niet de enige tegenslag; met het faillissement van de IJslanders raakte hij ook de huurders van zijn koelcellen in Tuitjenhorn kwijt.
Klanten zoeken voor koelcellen
De zaak verkopen en rustig aan doen, dat wilde de toen 68-jarige Blankendaal niet. Onder het mom van ‘werken houdt je geest jong’ ging hij voortvarend verder. De eerste stap was het zoeken naar klanten. Die vond hij onder de oude relaties; al snel waren de koelcellen weer gevuld. “Ik kwam ook in contact met Jan van den Broek, wiens supermarktketen Dirk van den Broek een jaar eerder was samengegaan met Dekamarkt. Op zoek naar koel- en vriescapaciteit vroeg hij of we daarvoor een nieuw koelhuis wilden bouwen. Dat hebben we toen gedaan.”
Bureaucratie staat in de weg
Het nieuwe koel- en vrieshuis werd gebouwd in Velzen. Saillant detail: het kwam op nog geen 100 meter afstand van zijn eerdere bedrijf, dat in handen van Kloosterboer was gekomen. Later kwam er een derde koelhuis bij, in Ridderkerk. Na Daalimpex wist Blankendaal daarmee ook met zijn tweede bedrijf een forse groei te realiseren. Met het ondernemerschap zit het dus wel goed. Maar om zich daarin uit te leven, wordt steeds lastiger, vindt hij. De bureaucratie staat daarbij in de weg. “Er komt steeds meer onzinnige regelgeving. Je wilt niet weten hoeveel tijd ik op gemeentehuizen heb doorgebracht.”
Nuchtere Noord-Hollander
Het mag duidelijk zijn dat Blankendaal niet voor één gat te vangen is. En dat hij zijn eigen koers vaart. Dat kan botsen, maar hij kan daarentegen ook heel genereus zijn. Blankendaal kan verder getypeerd worden als een nuchtere Noord-Hollander. Hij is trots is op zijn afkomst waarover hij niet alleen graag praat. Zijn kantoor hangt vol afbeeldingen uit de tijd van zijn jeugd in Tuitjenhorn.
Hele dagen op het land
Tuitjenhorn is een typisch West-Fries tuindersdorp, omringd door koolvelden en met inwoners die elkaar op straat nog gedag zeggen. Ook de vader van Blankendaal was een tuinder, maar hij had daarnaast ook een aantal melkkoeien. Het was zwaar werk. “Mijn vader begon om 4 uur ’s morgens met melken, daarna werkte hij de hele dag op het land. Alle producten moesten over het water worden vervoerd worden; schuitje in, schuitje uit, schuur in. In mijn herinnering was het daarbij altijd slecht weer. Door het zware werk is mijn vader niet oud geworden.”
Naar school, in plaats van koeien melken
Toen hij de laatste klas van de lagere school had doorlopen, was Blankendaal als oudste zoon voorbestemd om ook ‘de akker op te gaan’. Maar daar had hij geen zin in. “Dat zware werk in de kou was niets voor mij. Maar ga dat in die tijd maar eens thuis vertellen.” Het leverde veel strijd op. Die werd met hulp door goede woordjes van de dokter en de pastoor in het voordeel van Blankendaal beslecht. In plaats van koeien melken en kool snijden, ging hij naar de ulo in Alkmaar, de toenmalige mavo. “Daar leerde ik naast Duits ook Engels en Frans. En Nederlands, wat goed van pas kwam omdat we thuis alleen West-Fries spraken.” Na de ulo volgde de ulo B, een soort hts. Maar daarvan heeft hij de eindstreep niet gehaald.
Geen toekomst in de schoolbanken
Een mooie anekdote volgt: “Een tekenleraar noemde een jongen bij mij uit de buurt een kleipieper. Dat is ongehoord, zei ik, waarop ik mijn biezen kon pakken.” Uiteindelijk mocht hij wel weer terugkomen, maar dat deed Blankendaal niet. Hij was er eerder al achter gekomen dat hij niet geschikt was voor ‘de akker’, maar inmiddels ook dat de schoolbanken niet aan hem waren besteed. “Algebra, meetkunde of worteltrekken, ik vond het allemaal flauwekul en heb er ook nooit wat mee gedaan. Wel met boekhouden en de talen.”
Handel in aardappelen en uien
Door de weerstand tegen de schoolbanken, de schorsing en het eigenzinnige karakter van zijn zoon wist vader Blankendaal genoeg. Piet moest maar aan het werk gaan. Hij ging op zoek naar een baan en vond die bij Jan-Piet Beemsterboer (JPB), gevestigd in het buurdorp Warmenhuizen. Dit bedrijf handelde in producten als aardappelen en uien. Beemsterboer wilde zijn buitenlandse afzetmarkt vergroten en zocht iemand voor die klus. Ofschoon hij nog maar amper 18 jaar was, leek Blankendaal hem daar wel geschikt voor.
Gearresteerd in Cuba
Het buitenland werd geen België of Duitsland, maar Midden- en Zuid-Amerika. De eerste reis ging naar Cuba. Goede herinneringen heeft Blankendaal daar niet aan overgehouden. Bij aankomst op het vliegveld werd hij meteen gearresteerd. “Een Amsterdamse aardappelhandelaar had de boel besodemieterd. Ik wist daar niets van af, maar werd er wel mee in verband gebracht.” Blankendaal werd gelukkig niet in een bedompte cel gestopt, maar verbleef in een hotel in Havana. Na veertien dagen kwam hij op vrije voeten en mocht hij het land verlaten.
Tussenstop in journalistiek
Na zo’n heftige ervaring zou je verwachten dat iemand snel huiswaarts keert. Maar dat geldt niet voor Blankendaal. Hij vervolgde zijn missie om nieuwe klanten binnen te halen en vloog naar Mexico. Vervolgens deed hij Peru, Chili, Bolivia en Brazilië aan. “Het was een avontuurlijk reis waar ik veel van heb geleerd”, blikt Blankendaal terug. Hij bleef uiteindelijk vijftien jaar bij JPB, maar niet ononderbroken. Ruim een jaar werkte hij tussendoor bij het Noord Hollands Dagblad, als journalist. “Een fijne tijd was dat niet. Avond aan avond zat ik bij raadsvergaderingen of bijeenkomsten van de plattelandsvrouwen. Niets voor mij.” Toen Beemsterboer hem vroeg terug te keren bij zijn bedrijf hoefde Blankendaal daar niet lang over na te denken.
Directeur van een coöperatie
Na zijn periode bij JPB ging Blankendaal aan de slag bij de coöperatie Agrico in Emmeloord, als directeur. Daar hield hij het vijf jaar vol. “Van Tuitjenhorn naar Emmeloord rijden, dat was geen pretje in die tijd. In Friesland waren er alleen maar tweebaanswegen en de bruggen leken altijd open te staan. Ik deed er drie uur over.” Ook paste het coöperatie-systeem niet bij Blankendaal; hij voelde zich meer thuis in het bedrijfsleven. In 1974 keerde hij daar naar terug en werd hij directeur van Dam-chips in Hoofddorp. Dat avontuur duurde niet lang; drie maanden na zijn aantreden werd het bedrijf failliet verklaard.
Oprichting van een eigen bedrijf
Geen tuinder, geen journalist en het liefst ook niet voor een baas werken. Blankendaal was er na twintig jaar werkervaring uit: hij wilde een eigen bedrijf. Na de korte tijd bij Dam-chips liep hij op de kermis van Tuitjenhorn een oud-collega tegen het lijf. Dat was Tinus Rozendaal, destijds bekend als Nederlands schaatskampioen op de 500 meter buitenbaan. Hij bleek dezelfde ideeën als Blankendaal te hebben. “We hebben ter plekke besloten om samen een bedrijf te beginnen. Het moest een handelsbedrijf in agrarische producten worden en over de naam waren we het snel eens: Daalimpex.”
Bouw van een koel- en vrieshuis
Het bedrijf ging flitsend van start. Dat kwam doordat in 1976 agrarische producten vanwege de droge zomer plotseling extreem duur waren. “Alles wat we kochten was een paar dagen later in prijs gestegen, waardoor we veel geld verdienden. Dat was geen prestatie; we hadden gewoon mazzel.” Van de winst lieten de kersverse ondernemers een koel- en vrieshuis bouwen. Met deze tak van sport hadden ze bij JPB al ervaring opgedaan. Zo kwam Blankendaal dus uiteindelijk terecht in het koelen en vriezen.
Afscheid van directeurschap
De tien jaar oudere Rozendaal is in 1990 gestopt, waarna Blankendaal zijn aandelen overnam. “Zo ga je allemaal je eigen weg. Als je mazzel hebt word je oud, en als je te oud wordt, moet je weg.” Die tijd is nu aangebroken, vind hij. Althans, om weg te gaan als directeur van het koel- en vrieshuis. Hij blijft wel eigenaar en dierenparkdirecteur. Volledig stoppen met werken, zoals zijn leeftijdsgenoten doorsnee doen, is dus niet aan de orde. Maar ja, doorsnee? Dat is Blankendaal niet.
Koudemiddelen, mechanisatie en organisatie
In de 45 jaar dat Blankendaal koel- en vrieshuizen bestierde, heeft hij de ontwikkelingen in de koeltechniek van nabij meegemaakt. Noodgedwongen moest hij daarbij steeds op andere koudemiddelen overstappen. Inmiddels hebben ook de natuurlijke koudemiddelen hun opwachting in zijn bedrijf gemaakt. In Ridderkerk staat een ammoniakinstallatie, met CO₂ als koudedrager. Bij de vernieuwing van de installatie in Tuitjenhorn is gekozen voor CO₂ als koudemiddel. Waarom geen ammoniak? Blankendaal: “Dat koudemiddel heeft ook nadelen, zoals op het gebied van veiligheid. En we willen multifunctioneel zijn, we moeten per cel kunnen wisselen tussen koelen en vriezen. CO₂ sluit daar beter op aan.” Blankendaal wil niet vooroplopen bij de keuze voor nieuwe koelinstallaties. “Je kunt beter wachten tot koudemiddelen en installaties beproefd zijn. Als er genoeg kennis is opgedaan, is het veiliger om in installaties met nieuwe technieken of koudemiddelen te investeren. Het gaat ten slotte om grote uitgaven.” Bij zijn keuze gaat Blankendaal niet alleen af op het advies van zijn vaste installateur, maar praat hij ook met andere installateurs en gebruikers. “We hebben goede contacten in de sector.”
- Technische ruimte met de koelinstallatie.
- Opslag van producten met diverse afmetingen.
Opslag van uiteenlopende producten
Er staan uiteenlopende producten in de cellen van Blankendaal Coldstore, zoals concentraten waarvan vruchtensap wordt gemaakt, leliebollen, knoflook en koekjes. De bewaartemperatuur is voor al die producten verschillend. “Het ene product moet op 5 ˚C bewaard worden, het ander op –5 ˚C of –18 ˚C. We weten nooit wat en hoeveel er binnenkomt. De ruimtes die afzonderlijk geconditioneerd kunnen worden, moeten daarom niet te groot zijn.” De producten worden tijdens de bewaring goed in de gaten gehouden. “Soms zien we dat producten sneller rijp worden dan verwacht, dan adviseren we de klanten om ze zo snel mogelijk te verkopen.” De belangrijkste klanten zijn retailorganisaties. “Ze kopen alle dagen in en producten worden dag en nacht aangeleverd.”
Nog niet gemechaniseerd
De aangeleverde producten worden op pallets met heftrucks in de koelcellen geplaatst. Dat proces is dus nog niet gemechaniseerd, en dat geldt ook voor het orderpicken. “Mechanisatie daarvan is nu nog onbetaalbaar, maar we volgen de ontwikkelingen nauwgezet. Wat mechanisatie vooral duur maakt, is de variatie in verpakkingen. Heb je alleen standaardproducten, dan is het een stuk goedkoper.”
Dat Blankendaal ondanks de hoge kosten verwacht dat zijn koelhuizen ooit gemechaniseerd worden, heeft te maken met de krapte op de arbeidsmarkt. Voor alle functies is het lastig om mensen te krijgen, zo merkt hij. Dat komt volgens hem deels doordat meer jongeren tegenwoordig naar de universiteit of hogeschool gaan. “Dat wordt gestimuleerd door ouders. Die willen zo met hun kind pronken. Dat kunnen ze niet als hun kind monteur of bouwvakker wil worden. Dat vind ik grote onzin. Voor iemand die een huis kan bouwen of een auto kan repareren, heb ik meer bewondering dan voor een academicus.”