
Interview Chris van der Lande: “Verwarmen biedt grote kans voor de koeltechniek”
(artikel) Onlangs nam Chris van der Lande na 32 jaar afscheid van Uniechemie. In dit interview gaat hij onder andere in op de koudemiddeltransities waar hij tijdens zijn loopbaan mee te maken kreeg.
Tekst: Uko Reinders
Hoe bent u in de koeltechniek terechtgekomen?
Dat gebeurde bij Bitzer in Duitsland. Tijdens mijn studie werktuigbouwtechniek aan de HTS in Zwolle liep ik daar stage. Toen ik afstudeerde in 1982 trad ik bij dit bedrijf in dienst. Dat ik naar Duitsland ging, kwam mede doordat de arbeidsmarkt in Nederland overvol was. Het was niet gemakkelijk om hier een baan te vinden. De koeltechniek was overigens niet vreemd voor mij, mijn vader was eigenaar/directeur van Uniechemie.
Waarom bent u na uw studie niet in het bedrijf van uw vader gaan werken?
Mijn vader had mij niet gevraagd en er was ook geen plek voor mij in de organisatie. Uniechemie was destijds een klein bedrijf met 11 medewerkers. Ik heb er vroeger wel tijdens vakanties gewerkt, maar dat ging om klusjes. Het kwam eigenlijk niet in me op om er echt fulltime op HTS-niveau te gaan werken.
Wat deed u precies bij Bitzer?
Tijdens mijn stage heb ik de eerste testen met schroefcompressoren uitgevoerd. Die werden destijds nog niet door Bitzer op de markt gebracht, maar het bedrijf zag er wel mogelijkheden voor. De ontwerpers hebben een luchtcompressor als uitgangspunt genomen en onderzochten of hij met koelgassen kon worden toegepast. Dat heb ik daar getest. Toen ik na mijn studie bij Bitzer in dienst trad, ben ik weer bij het ontwerpproces aangehaakt om de compressor verder te ontwikkelen. Om de efficiëntie te verhogen, heb ik de economiser ontwikkeld. Toen de schroefcompressoren op de markt kwamen, ben ik in de aftersales terechtgekomen om ze bij klanten in bedrijf te stellen. Vanaf het begin ging het goed met de verkoop, wat mede kwam doordat ze anders waren dan die van Grasso, Sabroe, Stal en Mycom. Die compressoren waren ontwikkeld voor industriële toepassingen en die van Bitzer voor commerciële.
Uiteindelijk kwam u toch bij het familiebedrijf.
Ik werkte vier jaar bij Bitzer en had samen met mijn vrouw een mooi leven in Duitsland. Dat we toch terug naar Nederland gingen, kwam doordat mijn vader mij vroeg om zijn bedrijf over te nemen. Ik zei niet meteen ja, ik had verschillende andere opties. Die kwamen op mijn pad doordat ik net een driejarige avondstudie Bedrijfskunde had afgerond. Waarom ik uiteindelijk toch voor Uniechemie koos, is lastig te zeggen. Maar dat het een familiebedrijf is, zal zeker hebben meegespeeld. De baan was ook een logisch vervolg op mijn werk bij Bitzer, en mijn studies.
“In het begin werd ik door de medewerkers als ‘zoontje van de baas’ gezien”
Was het achteraf een goede beslissing?
Dat was het zeker, hoewel het niet altijd rozengeur en maneschijn was. Zeker niet in het begin, toen ik door de medewerkers als ‘zoontje van de baas’ werd gezien. Ik was met 33 jaar een jonge directeur, daar moesten ze kennelijk aan wennen. Ook hadden ze bedenkingen bij de veranderingen die ik doorvoerde. Ze vonden dat het al goed ging en zagen geen reden om op een andere voet verder te gaan. Uiteindelijk kwam het allemaal goed en heb ik altijd veel plezier in mijn werk gehad.
Met een eigen bedrijf moest u ook als ondernemer aan de bak.
Inderdaad. We waren en zijn leverancier van onder meer Bitzer-compressoren en andere componenten voor de koudetechniek. Van oorsprong waren koudemiddelen ons belangrijkste product, maar daarbij kreeg ik al snel te maken met hevige concurrentie. Een Franse distributeur wilde met lage prijzen de Nederlandse koudemiddelenmarkt veroveren. Om die aanval te pareren hebben we die onderneming op zijn eigen markt teruggepakt. Het had praktisch de hele Franse markt in handen, met prijzen die zo’n drie keer hoger waren dan die van ons. Dat bood kansen. Met iets lagere prijzen konden we deze concurrent op zijn eigen markt de loef afsteken. Dat deden we samen met Bitzer en Frigo, met z’n drieën begonnen we in Parijs het distributiebedrijf Eurofri. Het plan pakte goed uit. Een in onze ogen onbegrijpelijke zet was dat de Fransen hun prijzen op hun thuismarkt vervolgens tot het Nederlandse niveau terugbrachten. Dat leidde bijna tot een faillissement en het ontslag van de directeur. Uiteindelijk stapte Bitzer uit de samenwerking en hebben ook wij ons teruggetrokken.

Het pand in Apeldoorn van waaruit Uniechemie door de jaren heen flink is gegroeid.
Hoe ging het ondertussen met het bedrijf in Nederland?
Daar groeide de omzet heel hard. In een van de beginjaren nadat ik bij het bedrijf kwam, waren we één van de snelst groeiende bedrijven van Nederland. Begin jaren negentig steeg de omzet in een jaar tijd van circa 7 naar 10 miljoen gulden. Dat kwam vooral door de grote vraag naar de schroefcompressoren waarmee ik bij Bitzer nog aan de wieg had gestaan. De uitfasering van CFK’s, die in Nederland zo’n vijf jaar eerder verplicht werd dan in de rest van Europa, speelde daarbij een belangrijke rol. R404A of R507A kenden we destijds nog niet. De sector stapte daardoor over op R22 en, in mindere mate, op ammoniak. De tweetrapszuiger- en de schroefcompressoren van Bitzer waren bij uitstek geschikt voor R22, wat in mindere mate gold voor de Copeland-zuigercompressoren die toen de markt nog domineerden. We sloten een contract met de koeltechnische groothandel Helpman-Schiedam om samen Bitzer-compressoren op de markt te brengen. Dat werkte als een boemerang. Wij wonnen al snel marktaandeel in de commerciële en semi-industriële koeling, en de compressor opende de deuren voor nieuwe toepassingen. Het was een hele mooie en interessante tijd waarin we bij Bitzer zeven keer de Award voor best verkopende salesorganisatie ter wereld wonnen. In één van die jaren verkochten we zo’n 80 procent van alle Bitzer-schroefcompressoren. Onze omzet kon daardoor verder groeien, naar 13 miljoen euro in 2005.
En toen kwam de volgende uitfaseringsronde van koudemiddelen eraan.
Het feit was dat in de rest van Europa de uitfasering van CFK’s pas in 1998 begon. Nederland zat vastgebakken aan R22, een HCFK die ondanks zijn goede eigenschappen toch zou worden uitgefaseerd. Dat vond van 2002 tot 2015 plaats, en ter vervanging werden in die jaren drie nieuwe koudemiddelen geïntroduceerd, R404A, R507A en R407A. Onze leverancier, toen nog onder de naam ICI, leverde met R407A naar onze mening het beste alternatief voor R502 en R22. Het zorgde voor 25 procent zuinigere installaties, en de broeikasbelasting (nu bekend als GWP, -red) van het middel was relatief laag. De markt koos voor R404A van Dupont, en aanvankelijk ook niet voor R507A. Dat laatste veranderde door de problemen die R404A vanwege de temperatuur glide veroorzaakte in verdampers. Als alternatief zijn wij R507A gaan aanbieden. Dat bleek een goede zet, want de problemen met de verdampers waren verleden tijd. De installaties draaiden perfect. Het was een tovermiddel, en Nederland werd als enige land ter wereld een echte grootverbruiker van R507A.
Uniechemie werd in de tussentijd onderdeel van Beijer Ref. Wat is het verhaal daarachter?
Na 2000 gingen veel bedrijven fuseren. Er ontstonden daardoor grote spelers die pan-Europees opereerden. Wij werden hierdoor een relatief kleine speler, wat we merkten bij de relatie met toeleveranciers. De grotere spelers kregen voorrang en gingen dezelfde producten als wij aanbieden. Ik besloot dat het beter was om me ook bij een grote organisatie aan te sluiten. Dat het Beijer Ref werd, is niet onlogisch. Ik had van oudsher veel contacten bij de Scandinavische bedrijven die al deel uitmaakten van dat concern. Ze zeiden ‘niet zeuren Chris, kom bij ons’. Dat gebeurde in 2007, waarna ik alleen nog als directeur verder ging bij Uniechemie en geen eigenaar meer was.
U moest opeens verantwoording afleggen. Was dat wennen?
Vanaf het begin ging dat goed. Beijer Ref heeft een kleine top met vooral financiële managers. Ze laten je behoorlijk vrij. Mogelijk was dat anders geweest als ik naar hun pijpen had moeten dansen, daar ben ik te veel ondernemer voor.

Mart Peeman (NVKL) beschreef Van der Lande bij diens afscheidsreceptie als ‘een man zonder dubbele bodems’.
Hoe was het om in de koelsector te ondernemen, als u nu terugkijkt?
Alles wat ik ooit in mijn marketingboeken las zag ik in de koelsector gebeuren, doordat het een kleine en overzichtelijke sector is. Als een concurrent de prijzen verlaagt, zien we dat in onze verkoopcijfers terug. Dat geldt ook voor bewegingen in Duitsland of als een concurrent reclame gaat maken. In deze dynamiek voelde ik me goed op mijn plek. Anderen kunnen misschien tien keer beter een bedrijf leiden, ik ben meer ondernemer en dan speel je beter in op de marktontwikkelingen. Dat merkte ik toen ik aan een zaal vol managers vroeg wat de kansen van de derde uitfasering zouden kunnen zijn. Op een enkeling na bleef iedereen stil, terwijl ik mijn plannen allang had klaarliggen. Zo bouwden wij bij Uniechemie ruim tien jaar geleden al de eerste CO₂-installaties voor onze Deense collega’s.
De uitfasering loopt als rode draad door uw loopbaan. Wat is volgens u het resultaat?
De Nederlandse wetgeving liep voor op de Europese, en onze sector ging erin mee. Het omzetten naar nieuwe installaties en andere koudemiddelen heeft de sector geen windeieren gelegd. Maar of de beoogde klimaatdoelstelling ermee is behaald? Ik denk het niet. Koudemiddelen zijn natuurlijk niet goed voor het milieu, laat daar geen misverstand over bestaan. De koelsector was mede verantwoordelijk voor de CFK-uitstoot die voor aantasting van de ozonlaag heeft gezorgd. Cijfers uit 1987 maken duidelijk dat koudemiddelen slechts 7 procent van de totale uitstoot voor rekening nam. Het grootste deel kwam van spuitbussen, schoonmaakmiddelen en schuim. De impact van F-gassen op de CO₂-uitstoot is maar drie procent, waarvan een derde voor rekening komt van de koeltechniek. Certificering, teruglevering en koudemiddelboekhouding hebben daarbij voor veel verbetering gezorgd. Er is echter ook sprake van een vertekend beeld over de bijdrage van onze sector, omdat de berekeningen ervanuit gaan dat koudemiddelen direct vrijkomen in de lucht. Met de aanname dat dit zo is, hebben verschillende politici hun sterren verdiend. Dat vind ik onterecht. Temeer omdat de nieuwe koudemiddelen voor een hoger energiegebruik zorgen.
Hoe zit het met dat hogere energiegebruik?
Met de overgang van R22 naar R404A/R507A is volgens Duitse berekeningen het energiegebruik van koelinstallaties met ruim 25 procent gestegen. Daar schiet het klimaat natuurlijk niets mee op, en zo worden de klimaatambities van onze regering ook niet gehaald. Kortom, er wordt veel te veel gefocust op koudemiddelen. Het is toch vreemd dat we niets meer horen over TEWI-methode die een totaalbeeld geeft van de invloed van een installatie op het broeikasprobleem. Bij TEWI worden de directe emissie door lekkages en de indirecte door energiegebruik opgeteld.
“Ecodesign-regelgeving moet de efficiëntie van apparatuur bevorderen,
maar het doel zou moeten zijn om minder energie te gebruiken”
Wat is volgens u wel de beste manier om de klimaatdoelen te halen?
Met alle maatregelen tegen lekkages maakt het niet meer uit welk koudemiddel er in een installatie zit. Daarom moeten we ons richten op het terugdringen van energiegebruik. Daar kunnen nog grote stappen bij worden gezet. Wat nu gebeurt met Ecodesign is onvoldoende. Ecodesign-regelgeving moet de efficiëntie van apparatuur bevorderen, maar het doel zou moeten zijn om minder energie te gebruiken. De warmte die bij condensors van koelinstallaties vrijkomt zou elders moeten worden gebruikt. In een Duitse studie is berekend dat hier 65 procent van de warmtebehoefte mee kan worden ingevuld. Wat er op dit moment aan restwarmte wordt benut is nog maar een fractie van wat mogelijk is, het overgrote deel gaat ongebruikt de lucht in.
Verwarmen kan ook met warmtepompen. Een kans voor de koelsector?
Zeker, we moeten van de koel- naar de warmtetechniek, maar dat kwartje moet bij de meeste koeltechnici nog vallen. Ik hoorde laatst iemand nog zeggen dat er geen tijd is voor die transitie. Volgens de Europese Commissie wordt 46 procent van alle fossiele brandstoffen gebruikt voor het koelen en verwarmen van gebouwen. De koeltechniek kan dat energiegebruik halveren, en dat scheelt weer een aantal energiecentrales. Ik hoop toch echt dat de sector deze uitdaging ziet en de kans pakt. Het vraagt om omdenken: van koelen naar verwarmen.
Wat zijn de koudemiddelen van de toekomst?
Die vraag wordt mij vaak gesteld, maar het is niet eenvoudig daar een antwoord op te geven. Het aanbod is immers erg groot. Er wordt nu veel verwacht van CO2, maar het belang van dit koudemiddel wordt naar mijn mening overschat. CO₂-koelsystemen zijn vrij complex, waardoor ze duur en storingsgevoelig zijn. Ik zeg altijd dat de markt om een simpele, betrouwbare, efficiënte koelinstallatie vraagt die toch betaalbaar en duurzaam is. Een mogelijke variatie is een systeem waarbij je CO₂ als koudedrager inzet, in combinatie met een propaan-koelmachine. Wij hebben een dergelijke installatie ontwikkeld die zeer efficiënt is en waarvan ik de overtuiging heb dat we hem nog regelmatig zullen bouwen. Propaangebruik staat nog in de kinderschoenen, maar we zullen er nog veel van zien. Ook F-gassen met een laag-GWP, zoals R134a en R32, zijn efficiënt en blijven nog lang beschikbaar. De industrie ontwikkelt daarnaast nieuwe koudemiddelen met extreem lage broeikaswaarden, dat zijn mengsels met HFO’s. Dit soort koudemiddelen is veilig, betaalbaar en eenvoudig te gebruiken en kan vaak worden toegepast in bestaande installaties. De komende vijf jaar zal het beeld dat ik hiermee heb geschetst niet heel erg veranderen. Voor ammoniak voorzie ik geen bijzondere ontwikkelingen. Het is een efficiënt koudemiddel dat vooral goed kan worden toegepast in de industriële koudetechniek.
U heeft uw mening nooit onder stoelen of banken geschoven. Gaat de sector nog van u horen?
Ik zal nog wel actief blijven binnen de NVKL en mijn lidmaatschap van de KNVvK zeg ik niet op, maar verder maak ik liever plaats voor een nieuwe generatie. Ik ga naar een nieuwe fase in mijn leven, waarin ik me met mijn hobby’s wil bezighouden, zoals golfen, autorally’s en projecten waarbij ik via de Rotary al betrokken ben. Terugkijkend waren de vele goede contacten het belangrijkste voor me in mijn werk. Ik ben weinig mensen tegengekomen die me echt dwars zaten. Die goede contacten neem ik mee naar mijn volgende fase. Ik was altijd voor 100 procent in de weer met Uniechemie en moest daar veel voor laten. Dat vond ik geen punt, maar nu is het tijd voor alles waar ik eerder niet aan toe kwam. Dat lijkt me heel leuk, ik kijk er naar uit!
> Leestip: Begin dit jaar pleitte Chris van der Lande voor het recyclen van koudemiddelen als mogelijkheid om dreigende HFK-tekorten op te vangen.
> Leestip: Veruit de meeste klimaatinstallaties zijn gevuld met HFK-koudemiddelen, maar komen natuurlijke koudemiddelen door hun GWP-waarden beter in beeld?
> Leestip: De koeltechnische sector voelt steeds meer druk ten gevolge van de F-gassenverordening. Lang geleden anticipeerde Uniechemie hier al op, met de ontwikkeling van units voor laag-GWP-koudemiddelen.